Interview door Arno Haijtema in de Volkskrant van 14 maart 2013
Door Arno Haijtema.
Fotograaf Leo Erken heeft ze allemaal ontmoet, of van nabij voor zijn camera gehad: Gorbatsjov, Jeltsin, Poetin, de Tsjetsjeense terroristenleider Basajev, de brute Tsjetsjeense leider Akhmat Kadirov. Verdwenen communistische leiders als de Poolse generaal Jaruzelski en zijn legendarische opponent, vakbondsleider Lech Walesa. Verzetsstrijders, weeskinderen in Moskou, mismaakte baby’s in Siberië, danseressen van het Kremlinballet, dronkelappen in de cel. De potentaten en de onderdrukten van het communisme, ze zijn allemaal terug te vinden in het archief in het atelier van Erken in de Amsterdamse Jordaan.
De geur van geweld en bloed, puin, wodka, bruinkool, zware parfum en terige tabak stijgt op uit het fotoboek Ulitza (‘Straat’) dat Erken volgende week presenteert. Het is de grandioze weerslag van zo’n tien jaar reizen en fotograferen door de landen van ooit de Sovjet-Unie en het Oostblok. Vooral in de jaren negentig, waarin het communistische systeem verkruimelde, vertoefde Erken vaak maandenlang aaneen in het oosten. ‘Alles wat Jeltsin deed, was nieuws, dus dat volgde ik. De belangstelling in het Westen voor Rusland was in de eerste, hectische helft van de jaren negentig enorm. Ik publiceerde per maand soms honderden foto’s in kranten. Niet alleen van de politieke leiders, maar ook van het alledaagse Russische leven, of van de Moskouse metro.’
De tijd is rijp voor een fotoboek over de grote omwenteling van eind 20ste eeuw. Erken merkte het toen hij met een proefversie op de Leipziger Buchmesse was, in 2012. ‘Alle vier dagen ging het boek van hand tot hand. Steeds zat er iemand in te bladeren. Duitsers hebben een grote belangstelling voor geschiedenis. Ik merkte dat mijn boek helpt om generaties met elkaar aan de praat te krijgen over het communistische verleden. Dat jongeren die het communisme niet meer hebben meegemaakt hunkeren naar informatie van de ouderen die die ervaring wel hebben.’
Met het boek richt Erken zich nadrukkelijk op de voormalige Oostbloklanden: het verschijnt in een Russisch/Engelse en een Russisch/Duitse versie.
Ook voor Nederlanders met oplierende belangstelling voor het Oosten – het 25-jarig jubileum van de val van de Muur in 1989 komt in zicht – is het verplichte kost. Met enige overdrijving kan worden gezegd dat zij nu eindelijk goed kunnen zien wat het gebrekkige analoge beeldtransport (via telefoonlijnen) van kranten destijds voor hen verborgen hielden.
Erken: ‘Ik heb een foto gemaakt van de net gekozen, eerste niet-communistische president van Polen, Mazowiecki, van een afstandje genomen in de donkere omgeving van het parlement. De volgende ochtend stond hij op de voorpagina, waar ook nog een foto van een meteoriet was afgedrukt. Het verschil tussen de twee was nauwelijks te zien.’
De negatieven van de foto’s die destijds werden ontsierd door grove rasters en grauwsluiers zijn nu ingescand en opnieuw bewerkt, de kleurenfoto’s die toen nog niet konden worden afgedrukt in kranten hebben een voorname plek gekregen – het analoge verleden komt met digitale techniek glorieus tot leven. Met nuanceringen en detaillering die ongekend waren. Zodat bijvoorbeeld de ontroerende en historische, maar licht bewogen en destijds daarom afgekeurde foto alsnog kan worden bewonderd van Vaclav Havel en Alexander Dubcek, die elkaar in Praag in de armen vallen als met de regering de dictatuur in Tsjecho-Slowakije valt.
Van 1983 tot 1988 was Erken student op de kunstacademie in Enschede. Toen bezocht hij voor het eerst Berlijn, dat nog was opgedeeld in Oost en West. Hij kwam in 1987 in de Joegoslavische hoofdstad Belgrado, waar toen al de spanningen voelbaar waren die zouden leiden tot de burgeroorlog die in 1991 losbarstte. Hij zag voor zijn ogen de immens groeiende invloed van de Poolse vakbond Solidarnosc, was getuige van het bezoek van de (van oorsprong Poolse) paus Johannes Paulus II, dat de oppositie tegen de communistische dictatuur aanwakkerde.
‘Met mijn oude Leica zonder belichtingsmeter kwam ik als student overal. Later ging ik professioneel aan de slag als fotograaf voor vooral de Volkskrant. Toen werd het 1989 en was ik daar de enige fotograaf met Oostblokervaring. Ik wist: als je een visum voor die landen wilt krijgen, moet je aardig zijn tegen degene aan de andere kant van het glas van de balie. Zelf langsgaan bij de ambassade. Niet denken dat een secretaresse van de krant het voor je kan regelen.’
Eigenzinnigheid kon Erken in die jaren al niet worden ontzegd. Toen hij met een verslaggever op reportage was in Auschwitz, drong het nieuws door dat in Warschau de eerste niet-communistische president door het parlement ging worden gekozen. Tot woede van de verslaggever en de fotoredactie in Amsterdam, liet Erken Auschwitz voor wat het was en spoedde zich naar de hoofdstad. Het leverde hem prachtige, exclusieve foto’s op, en vormde ook het begin van het einde van de vaste samenwerking met de Volkskrant. Hij leverde de krant nog veel foto’s uit Praag – weer als enige fotograaf van de krant in bezit van een visum en dus tijdig ter plekke – om de onrust aldaar vast te leggen. Hij richtte zich vervolgens op andere dagbladen (zoals Het Parool, dat hem voor Rusland hielp aan een correspondentenvisum, dat ongekende privileges verleende aan de eigenaar in de bureaucratie en bij het reizen) en bediende de internationale pers via fotoagentschappen als Panos, Laif en Hollandse Hoogte.
‘Ik heb er altijd moeite mee gehad in opdracht te werken. Fotoredacties willen graag dat je van een reportage terugkomt met het verhaal dat je hebt beloofd. Maar ik kwam nooit met wat ik had beloofd, de werkelijkheid was altijd anders. Ik heb altijd zo gewerkt dat ik wil kijken wat de grote politiek betekent voor het dagelijks leven. Altijd de dingen onderzoeken, in plaats van je verhaal al klaar hebben liggen en daar illustraties bij zoeken.’ Kwam hij met foto’s van de bittere armoede in de post-communistische jaren, toen het Westen juist bovenal wilde horen hoe geweldig de val van de Muur en de opbloei van de vrije markt waren. ‘En ik had ook nooit sympathie voor de Tsjetsjenen. Theoretisch moesten dat vrijheidsstrijders zijn, ja, zo zag het Westen hen. Maar ik vond ze net zulke grote schurken als de Russen.’ De complexiteit van conflicten laat zich niet eenvoudig duiden, is Erkens ervaring. ‘Ik heb altijd de nuance voorop willen zetten. Wat overigens niet betekent dat ik geen harde beelden toon.’
Hij bladert door het boek, dat zich laat lezen als een reisverslag dat begint bij de Muur in Berlijn, omzwervingen maakt door de DDR en andere Oost-Europese ‘satellietstaten’ van de Sovjet-Unie, door, Rusland, Wit Rusland, Kazachstan, Nakorno-Karabach, Georgië, Abchazië, Tsjetsjenië – veel in bloed gedrenkte namen van landen met onafhankelijkheidsoorlogen in het recente verleden. ‘Als ik zo terugkijk’, zegt Erken, ‘moet ik vaststellen dat het met veel mensen die ik heb gefotografeerd beroerd is afgelopen. Velen zijn een heel nare dood gestorven.’
Hij wijst op de Tsjetsjeense krijgsheer, later door de Russen gesteunde machthebber, Kadirov: opgeblazen. Diens voorganger Maschadov: gruwelijk om het leven gebracht. De onafhankelijke journaliste Politkovskaja: in haar Moskouse appartement door kogels vermoord. Zo kan hij nog lang doorgaan met opsommen. Huiveringwekkend door hun gelijkenis met Dresden na de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog zijn de foto’s van Grozny, waarmee Erken in 1995 de Zilveren Camera won. Over een hard beeld gesproken: de foto van een door honden afgekloven lijk, aangetroffen door Erken in de straten van de Tsjetsjeense hoofdstad.
Op andere foto’s toont Rusland zich van een minder gewelddadige, soms poëtische of tragikomische kant. Boris Jeltsin ontspannen te midden van gewone burgers, binnen handbereik van Erken, geen veiligheidspersoneel te zien. Dronken mannen, gedrieën op een brits in een cel waar ze ter ontnuchtering zijn opgesloten. ‘Heel makkelijk systeem heeft Siberië daarvoor. Als je van je dronken man afwilt, bel je de politie. Die pakt de dronkaard op en bergt hem voor veertien dagen op. Zonder enige vorm van proces.’
De fameuze Ziguli (in het Westen bekend als Lada, de Russische variant op de Volkswagen Kever) kachelen door de straten langs de heiligenbeelden van het communisme: Lenin op zijn sokkel, Stalin in zijn (Georgische) geboorteplaats Gori – huizenhoog, op het plein waar in 2008 de Nederlandse cameraman Stan Storimans zou omkomen door een Russische granaat. Tijdloze foto’s van het platteland, waar een pope over een voetpad wandelt naar (of terugkomt van) het kerkhof voor een teraardebestelling, waar Erken de graanoogst meemaakte en idyllische beelden maakte die naadloos passen in de traditie van de vroegere Sovjetpropaganda. Vrouwen met hoofddoeken, tevreden, trotse boeren, een kolchoz-paradijs op aarde.
Hoewel de nieuwe, steenrijke Russen Erken ‘nooit erg hebben geïnteresseerd’, ontbreken ze niet. Flanerend op de Tverskaja, de Moskouse P.C. Hooftstraat, poserend bij een kuuroord te midden van kapitalistische symboliek: dollarbiljetten en etalages vol klatergoud. De nachtelijke foto van de protserige Christus Verlosserskerk aan de oevers van de Moskva maakt een mooie verbinding met het heden: het is de plek waar Pussy Riot haar fameuze protest tegen Poetin hield. ‘Het ging me eigenlijk om dit gebouw op de voorgrond. Dat is het beruchte Huis op de Kade, waar onder Stalin eenderde van de bewoners is weggezuiverd. Werden allemaal afgeluisterd.’ Ook de laatste foto in het boek hint naar het heden: koningin Beatrix, in 2001 op staatsbezoek, hand in hand in een pronkzaal met Poetin, toen, en nu weer, president.
Enkele foto’s uit een grote reportage die Erken maakte over een kindertehuis in Moskou staan in het boek. ‘Eigenlijk waren ze bestemd voor Volkskrant Magazine, maar toen ik klaar was, had er een koerswijziging plaatsgevonden: het blad ging zich vrijwel exclusief op Nederland richten, er was geen belangstelling meer voor grote buitenlandreportages.’ Erken zegt het zonder bitterheid: de koerswijziging kwam op het moment dat de westerse honger naar informatie over het nieuwe Rusland was gestild. ‘De belangstelling voor foto’s uit Rusland doofde eind jaren negentig als een nachtkaars.’
Erken begon nog een grote reportage over het door honger en armoede geteisterde Siberië. Hij kwam in een stad waar de mensen met onverklaarbaar opgezwollen keelklieren rondliepen en andere ziekteverschijnselen vertoonden die op vergiftiging wezen. Erken fotografeerde in een verdachte fabriek maar wist niet te achterhalen of daar bij de productie het noodlottige gif vrijkwam. ‘Greenpeace, plaatselijke groeperingen, niemand kon me helpen het verhaal rond te krijgen. Dat was een vrij eenzame ervaring.’ Lachend: ‘Rusland barst van de gifschandalen. Maar ik had net het verkeerde tot onderwerp gekozen.’
Met de afnemende belangstelling voor zijn foto’s, veranderde Erkens visie op zijn beroep. ‘Ik merkte dat mijn foto’s eigenlijk niet meer zo interessant waren. Dat ik beter in staat was in een reeks beelden een verhaal te vertellen. Op een bepaalde manier was ik al bezig de overstap te maken naar het filmen.’ Aan het einde van de vorige eeuw maakte Erken de overstap en werd filmer. Hij maakte een portret van de beroemde fotografe Eva Besnyö, produceert bedrijfsfilms, geeft les op de Koninklijke Academie in Den Haag.
Verlangt hij nu en dan terug naar Rusland, naar het van wodka, tradities en melancholie doordrenkte leven? ‘Ah, de fameuze Russische ziel! Ik ben eerlijk gezegd altijd een beetje bang voor die ziel geweest. Die belet goed zelfstandig nadenken. Het is een gedachtengoed beheerst door spookbeelden en wanen, zelfs schijnbaar weldenkende mensen kunnen soms op een onbewaakt ogenblik met vooroordelen op de proppen komen of onversneden racisme. Er zijn echt maar een handjevol Russen die het opnemen voor Pussy Riot. Bijna iedereen zegt: ‘Dat zijn moeders, die hebben zich te gedragen.’ Dezelfde benepenheid is er ten aanzien van homo’s. We kunnen vanuit het Westen bij het Kremlin wel protest aantekenen tegen hun onderdrukking. Maar protest werkt daar alleen maar averechts. Om die Russische ziel kan ik echt niet lachen.’