Prinsessen en vrouwenrechten
0Een onderzoek naar de visuele geschiedenis van vrouwenrechten.
In 2003 werd mijn tv-documentaire over fotografe Eva Besnyö, waaraan ik ruim vier jaar had gewerkt, twee keer op primetime uitgezonden. Met de eerste uitzending keerde Eva (1910-2003) voor even terug in de spotlights, de tweede was korte tijd later, op haar sterfdag.
Vijf jaar speelde zij een prominente rol in mijn leven, minstens een keer per week bezocht ik haar. Dan bespraken we – naast smalltalk – onze fascinaties: fotografie, oorlog, communisme en vrouwenrechten. De fotografie was het medium waaraan we alles ophingen. Oorlog was ons grote schrikbeeld en het communisme het belangrijkste twistpunt. Ik had, na jarenlang als fotograaf te hebben gewerkt in (post-)communistische landen, een grote achterdocht ontwikkeld tegen politieke ideologieën van welke aard dan ook. Eva had, door zich in de late jaren zestig aan te sluiten bij de Dolle Minabeweging, het communisme en haar liefde voor vadertje Stalin omgezet in een feministische ideologie. De terreurdaden van diverse communistische regimes waren eind jaren zestig een open wond in linkse kringen en daardoor vrijwel onbespreekbaar. Wat de Eva-op-leeftijd zo bijzonder maakte, was haar bereidheid om het er alsnog over te hebben en zelfs enige boete te doen.
Ook al was ik wars van politieke ideologieën en ook al was ik geen vrouw, ik beschouwde mijzelf wel als een feminist. Eva lachte daar hartelijk om, maar was het wel met mij eens dat vrouwenrechten zowel een vrouwen- als mannenzaak zijn. Ik weet het zeker: vrouwenemancipatie heeft betrokken mannen nodig. Mijn vader was zo iemand. Jarenlang was hij hoofddocent van de afdeling lhno binnen een grote scholengemeenschap. Het lagere huishoud- en nijverheidsonderwijs (jongens zaten er niet op) was in het middelbaar onderwijs de enige richting van waaruit je niet kon doorstromen. Bijzonder vrouwonvriendelijk en onrechtvaardig, vond mijn vader. Hij bedacht een list: met enige op het oog legale, maar toch licht frauduleuze trucs, wist hij veel meisjes niet alleen aan een lhno- maar ook aan een mavo-3-diploma te helpen. Daarmee konden ze naar mavo-4 en verder. Een aanzienlijk aantal deed dat. Toen ik Eva daarover vertelde, zei ze dat mijn vader een verzetskruisje had moeten krijgen.
De strijd voor vrouwenrechten gaat over de verdeling van de kansen die de samenleving biedt. Voor veel vrouwen om mij heen, ook voor de vier jonge collega’s met wie ik nauw samenwerk, is feminisme een vanzelfsprekendheid. Ook al hoeven ze er zelf niet continu voor te vechten, ze zijn zich bewust van hun kwetsbaarheid.
Eva is al zestien jaar dood en ik ben al een tijdje geen beroepsfotograaf meer. De fotografie is echter gebleven doordat ik foto’s ben gaan verzamelen. Ik kocht, stukje bij beetje en voor kleine bedragen, enkele duizenden vergeten foto’s uit de eerste eeuw van de fotografie. Foto’s gemaakt door grotendeels anonieme fotografen. Daarop staan soms taferelen waarvoor ik in een eerder stadium van mijn beroepsbestaan bereid was mijn leven te wagen.
Ik ging mij verdiepen in de systematiek van hoe (visuele) geschiedenis wordt geschreven en beleefd. Onze samenleving bedient zich van historiografie, we interpreteren het verleden door het vanuit het nu in te vullen. Met die gedachte ging ik niet zozeer het realisme, maar vooral de dromen uit het verleden verzamelen. Ik ging op zoek naar de illusies, verlangens, idealen en leugens die onze voorouders hebben achtergelaten.
Ik was vooral geïnteresseerd in ‘persoonlijke fotografie’; beelden gemaakt door of voor mensen voor eigen gebruik. Deze beelden hebben hun gebruikers overleefd of zijn ooit om andere redenen gaan zwerven. Ze gaven mij een intieme kijk in de geschiedenis. Veel foto’s verbeelden een leugen. Mensen lieten zich niet fotograferen hoe ze waren, maar wie ze zouden willen zijn. De dromen, wensbeelden, noem het illusies, kwamen voort uit zeer verschillende werelddelen en vaak gemaakt onder de meest extreme omstandigheden. Het waren geluksmomenten die enkel op een foto bestonden.
In de computer verwijderde ik stof, krassen en verkleuringen en daarmee ook valse nostalgie. Ik bracht de beelden naar de mediaomstandigheden van de 21ste eeuw en kon mensen die al meer dan honderd jaar dood waren weer in de ogen kijken. Ik kon de beelden daarna aftasten en in- en uitzoomen. Tijdens dat proces gebeurde ook wat anders: de jonge collega’s om mij heen, die daarvoor mijn verzamelwoede meewarig aanschouwden, toonden opeens interesse. Toen ik de beelden dagelijks via sociale media aan de wereld toonde, bleek de belangstelling groot. Ik kreeg steun bij mijn research: uniformen werden herkend, mensen zochten via genealogiesites namen voor mij op, anderen herkenden steden en gebouwen, ik ontving uitnodigingen voor symposia en kreeg ‘vriendschapsverzoeken’ van deskundigen over de hele wereld.
Speurend door al die imaginaire werelden doken bijzondere karakters op, maar het meest in het oog springend waren de prinsessen: jonge vrouwen met een charismatische uitstraling die de dromen van hun tijd en omgeving verbeelden. Ik kwam ze overal tegen. In koloniaal Indië, in Rotterdam rond de eeuwwisseling, in Rusland, in de DDR, in de oorlog, op de kermis, in ziekenzalen, in het weeshuis.
Er ontstond een nieuwe verhaallijn: de prinsessendroom werd de rode draad. Dat verhaal heeft geen documentaire of journalistieke boodschap, ook al hebben de foto’s soms wel die uitstraling. Ze bewijzen niets, behalve dat er zonder dromen geen vooruitgang mogelijk is. Zonder dromen is er ook geen emancipatie.
Wordt vervolgd…
Zie ook: saving photography
Mijn kind wil iets met kunst, wat nu?
0Aan menig keukentafel wordt dezer dagen een serieus gesprek gevoerd. Kind zit in het eindexamenjaar en moet een studie plannen. Het vraagt zich af of de tekeningen, liedjes, video’s, danspasjes, bouwwerken, computer-ontwerpen of foto’s die het de afgelopen tijd heeft gemaakt misschien een basis zouden kunnen zijn voor een professionele toekomst?
Het kind is misschien vastbesloten, maar zijn ouders maken zich zorgen omdat ze weten dat je tegenwoordig maar één keer op kosten van de staat mag studeren. Wat zijn de perspectieven? Ze weten diep in hun hart ook dat hun kinderen behoren tot alweer de tweede generatie millennials; zij die de prijs betalen voor de enorme maatschappelijke en economische verschuivingen die de generaties voor hen hebben laten gebeuren.
Wij zien het allemaal om ons heen: bij ons in de creatieve sector worden jongeren, ondanks hun vaak hoge opleiding, schandalig uitgebuit en afgescheept met onzekere contracten, die juridisch op het randje zijn. Zo doet de huidige generatie machthebbers een poging zijn eigen pensioen veilig te stellen.
Wij kunstenaars, fotografen, journalisten et cetera hebben de economische basis van ons werk in het afvoerputje zien wegzinken, we deden er zelfs actief aan mee: tijdschriften en krantenabonnementen gingen al jaren geleden de deur uit, we kochten veel minder boeken en al helemaal geen cd’s of dvd’s meer. Er gaan wat tientjes naar Netflix en Spotify, maar dat is het dan. Ook al weten we wat de gevolgen zijn, we pretenderen dat we machteloos zijn en onze bescheiden uitgaven aan cultuur verdwijnen tegenwoordig direct naar multinationals. De kunst om ons heen heeft daarom een wankel bestaan. We gaan ervan uit dat de staat het wel overeind zal houden, maar stemmen ondertussen op politieke partijen die er juist op bezuinigen.
Kunstgevoelige millennials hebben hun eigen wereld; zij slaan geen kranten open (zelfs niet online) en kopen ook geen boeken (die delen ze). Toch vertonen ze geen culturele achterstand, integendeel, ze houden elkaar via sociale media op de hoogte en zijn altijd wel ergens op een cultureel ‘event’ te vinden.
De huidige macht binnen oude instituten zoals de publieke omroep en uitgeverijen zien millennials echter als bezuinigingspost en nemen niet de moeite hun gedrag te doorgronden. Wezenlijke hervormingen blijven daardoor uit, het laatste betalende publiek vergrijst en de imperiums storten in.
En dan willen onze kinderen toch iets kunstzinnigs gaan doen. Fotografie, film, schrijven, dansen, muziek maken, acteren… Menig pappa/mamma maakt zich oprecht zorgen.
Misschien kunnen we even een pas op de plaats maken en ons realiseren dat we aan de vooravond van totaal nieuwe media staan. Toekomstige professionals in de kunst, techniek, taal en het financiële speelveld zullen – omdat de huidige generatie managers het zo laat afweten – wel moeten samenwerken en geheel nieuwe constructies ontwikkelen. Je kunt dus op je eigen vingers natellen dat daar veel creatieve mensen voor nodig zijn, die met een ruime blik zijn opgeleid en ook nog eens kunnen samenwerken.
De oudere kunstgeneratie zal daarbij zeker van belang zijn, maar zal zich ook moeten herbezinnen. Hun ingesleten gewoonte om persoonlijke successen op te pompen maar fouten of mislukkingen uit het verleden onderbelicht te laten, staat vooruitgang in de weg. Het besef dat het misschien een goed idee is oude prijzenkasten op zolder te zetten en een open dialoog met de nieuwe generatie aan te gaan is daarom groeiende.
Vooruitstrevende kunstacademies (ze zijn er echt) halen daarom de muren tussen de afzonderlijke afdelingen weg. Want laten we eerlijk zijn: fotografie, film, architectuur, vormgeving, et cetera; ze zijn veel meer met elkaar verweven dan we jarenlang hebben gepretendeerd. Specifieke kennis en ervaring in aparte hokjes wegstoppen heeft tot de nodige stagnatie geleid. Bovendien heeft de voor iedereen toegankelijke digitale techniek zijn plek veroverd binnen alle vormen van de kunst.
Binnen de academie AKV | St. Joost in Breda maak ik deel uit van het nieuwe team Fotografie/Film; twee oude pijlers met een grootse geschiedenis die voorheen gescheiden van elkaar opereerden, versterken nu elkaar. Studenten maken hun eigen dwarsverbanden. Samen met maatschappelijke organisaties en professionals binnen en buiten de academie zoeken we naar verdieping en nieuwe mogelijkheden. Studenten en docenten leren van elkaar. Het verschil tussen die twee is samen te vatten in twee woorden: ‘kennis’ en ‘ervaring’. Binnen ons onderwijs worden kennis en ervaring van zowel docenten als studenten gedeeld en kritisch tegen het licht gehouden. Vervolgens wordt er in alle openheid nieuwe kennis en ervaring opgedaan en gedeeld. Dit alles in een sfeer van wederzijds respect en vertrouwen. Daarbij is geen plaats voor een winners-or-losersmentaliteit, daarvoor hebben we elkaar veel te hard nodig.
Dus, vaders en moeders wier kinderen praten over een toekomst in de kunst: wees trots! Ze kiezen geen gemakkelijke weg, maar tsjonge wat zullen ze straks belangrijk zijn. En nieuwe generatie millennials: kom praten, de deuren staan open.
Leo Erken, 19 februari, 2018.
Eve Noire and Black Piet
0After it unpacked it, I re-packed it again. Although the pictures are beautiful, I felt ashamed: the book is a collection of young nude women.
The book was published in 1952, a time – I presume – when racism was not discussed a lot. I guess Mr. Lembezat was convinced that his intentions were good, he tries to explain himself in the book. His words are difficult to relate to from a contemporary perspective but I understand that in the early fifties the variety of views on the world were limited. It was all white.
Just now on my Facebook timeline I see fresh pictures made in my country today and yesterday of a racist character called ‘Black Piet’. I do not understand that.
Today we have all means to discuss and to study history, to inform ourselves and to listen to different viewpoints. Even thought many Dutch, like me, had no idea about racism when Black Piet came into our lives, we know now that the character has a troubled past. Why do we hang on to something hurtful when we can simply change it for the better?
Black Piet has no place in our community today.
The book Eve Noire is also racist but I keep it as a reminder of times when people had the luxury to be naive about life in far away countries. There is no such excuse today.
Brief aan onze studenten fotografie/film op de eerste dag van het nieuwe studiejaar.
0
Beste collega’s,
Studeren aan een kunstacademie is een enorme luxe; het is de veilige periode waarin je je talenten kunt onderzoeken en uitbouwen. Dat doe je door te dingen te maken, kennis te verwerven en die zaken te relateren aan je persoonlijkheid en je mogelijkheden. Daarnaast onderzoek je de maatschappelijke relevantie van wat je te bieden hebt. Tijdens je studie komen verschillende vaardigheden samen. Sommige had je al tot op een bepaald niveau ontwikkeld, andere zaken hebben misschien extra aandacht nodig. De stadia van kennis en kunde in verschillende domeinen kunnen per persoon enorm verschillen. Daarom werk je samen; we hebben elkaar veel te bieden.
Beeldmaken (of schrijven) is niet simpeler dan piano spelen. De grote pianisten zijn ooit als kleine kinderen door hun ouders achter een piano gezet voor do-re-mi en hebben sindsdien (met hulp) een methodiek ontwikkeld voor de vele dagelijkse uren van studie. Dat studeren werd in hun latere beroeps-bestaan niet minder, maar wel van een oplopend hoger niveau waarbij men steeds minder begeleiding nodig had.
Wij zijn allemaal door onze ouders/verzorgers op jonge leeftijd aan aap-noot-mies gezet, toch hebben we niet allemaal tot op de dag van vandaag een methodiek ontworpen om dagelijks uren te schrijven en op taal te studeren. Zij die in de taal een hoger niveau nastreven, bouwen het na hun schooltijd zelfstandig uit. Dit geldt ook voor de beeldende vakken: iedereen is ooit met tekenen/knutselen/foto’s en/of films maken begonnen, maar de meeste mensen zetten niet door. Ze blijven ergens in een primair stadium steken. Hier aan de kunstacademie hebben we de complexe taak om een gecombineerde werkmethodiek te ontwikkelen en te onderhouden waarin zeer verschillende domeinen samenkomen. Door te kijken, maken, oefenen, leren, reflecteren, analyseren et cetera, krijgen we grip op ons werkproces.
Voor kunstacademiestudenten is een werk-studiemethodiek ontwikkelen een persoonlijke zaak, er is geen standaard voor. Toch zullen wij docenten bezwaar maken wanneer je bepaalde zaken die wij aanreiken overslaat. Studenten die het niet nodig vinden om een werkboek te maken of het Rijksmuseum te bezoeken zullen onbegrip ervaren. Hetzelfde geldt voor studenten die niet lezen. De reden is simpel: studenten die niet breed visueel beschouwen en analyseren, lezen of musea bezoeken zullen zich minder ontwikkelen en hebben dus minder kansen in hun latere carrière. Wij docenten helpen je niet door met luiheid of selectief studeren akkoord te gaan. Jullie zijn het waard om gedwongen te worden zowel breed als diep te gaan en alle hoeken van het spectrum te verkennen.
We leven in een harde, competitieve wereld waarin ook nog alles aan het veranderen is. Veel filmmakers en fotografen zitten werkloos thuis. Hoe veilig de muren van het academiegebouw ook aanvoelen, de concurrentie daarbuiten zal er niet milder door worden.
Toch realiseer ik mij terdege dat er van studenten fotografie/film extreem veel wordt gevraagd. Je moet van alles maar weten, formuleren en ook, op gezette tijden, zekerheden uitdragen, terwijl het daarbuiten volkomen onoverzichtelijk is. Straks moet je ook nog eens je geld verdienen in een wereld zonder banen en een publiek dat eraan gewend is geraakt je werk gratis te krijgen of (illegaal) te downloaden. Wil je als zelfstandig kunstenaar overleven, dan is er geen andere keus dan de confrontatie met de wereld aan te gaan, je nek uit te steken en initiatieven te nemen voor projecten waarvan de uitkomst volstrekt onzeker is. Je zult met harde hand ondernemerschap moeten ontwikkelen en je eigen publiek moeten vinden, misschien wel heel ver van huis. In de hedendaagse culturele wereld is er weinig houvast; er zijn geen afgesloten vakgebieden meer zoals die er vroeger waren, waarin je met een tot dat vakgebied beperkte kennis vooruit kon.
Om in deze tijd professioneel te kunnen overleven, moet je flexibel zijn op totaal verschillende terreinen. Het werkveld is internationaal geworden en nieuwe techniek heeft de media totaal veranderd. En daarbovenop: kennis van zeer uiteenlopende zaken is nog nooit zo belangrijk geweest als nu. Inzicht, vanuit een persoonlijke stellingname, in kunst, literatuur, muziek, (digitale) techniek, de werking van (sociale) media en de internetprotocollen en wat al niet meer, zijn voorwaarden om in die jungle te kunnen functioneren. Zoiets kun je niet alleen, samenwerking is geboden, maar een samenwerking kan alleen succesvol zijn wanneer je je eigenzinnige positionering duidelijk naar buiten kunt brengen. Wat heb jij een ander en de wereld te bieden?
Je positiebepaling begint met basale vragen: wie ben ik? Wat weet ik? Wat weet ik niet? Naar wat/wie kijk/luister/lees/voel/denk ik? Met/naar wie spreek/luister ik? Waarover vertel ik en waarom? Voor wie werk ik? Met wie wil ik werken? Wie wil er met mij werken? Et cetera. Een fundamentele vragenlijst is het uitgangspunt van elk maakproces. Of je nu student bent of een ervaren expert. Die vragenlijst kun alleen jij zelf maken. Er is geen vaste formule, daarvoor is de wereld veel te ingewikkeld.
Dus alsjeblieft; gebruik je docenten, medestudenten, het beroepsveld en je mensen om je heen om je persoonlijke werk/leerprogramma samen te stellen en ga daarbij de moeilijke en ver-van-je-bedzaken niet uit de weg. Neem het initiatief voor het binnenhalen en delen van kennis en reflectie en toon daarin volharding.
Maar vooral: vergeet je dromen niet! Jouw dromen zijn van belang. Ze zijn het uitgangspunt voor elke stap die je zult maken en zullen anderen inspireren.
We gaan weer aan het werk!
Met groet, Leo Erken
(Deze brief is gericht aan mijn studenten fotografie/film van AKV | St. Joost, Breda (daar werk ik) maar sommige zaken deel ik met liefde in een groter netwerk. De aanspreektitel boven deze brief is niet lukraak gekozen; in Breda werken wij samen en leren we van elkaar.)
Arts and economics – On art education – episode three
0Leo Erken, Februari 17, 2016
On a recent rainy Sunday afternoon my former students of photography posted many Instagram and Facebook messages telling me that I should attend a Photo Book Festival they were organizing that day. When I looked at the posts I felt an instant depression. I saw pictures of them standing around tables trying to sell the same publications they sold me a year ago. At the time many of them borrowed large sums of money to finance their books projects. Some lucky ones managed to find funding. A few got media exposure. This Sunday there were hardly any members of the public attending. It was another small disaster for my old students because I knew that most of them are struggling to make a living. They are all talented serious young professionals who gained excellent skills in visual art, but our world has changed rapidly.
Should we be critical of them? Yes, I think we should. They should acknowledge that the market for paper products is declining: they only have to observe their own surroundings. Nowadays, many people their age have very few possessions. They own basic things: a laptop, a camera, clothes and various small items. It all fits in a few sports bags. They buy what they use, other material objects seem to have no value to them. When they move they advertise on Facebook: ‘who will take my room with all furniture for a small price?’
It is spreading out to society: we can do more with less. New technology is helping; it gives us freedom from our previous necessity to collect. We don’t need to own dvd’s, books, music cd’s et cetera any more. There is no reason to keep things for future use. If we need something it will be available in a few clicks. We can even share our living spaces and transportation means by renting it out to one and other.
For visual artists to succeed in this new world – of course there are always exceptions – the majority of us will stop creating products. We will bring experiences, insights, information, excitement, whatever – but no goods. Visual arts, music and performing arts are lining up. We are facing the same conditions now. This artistic generation has to find and face their audience directly and find ways to ask them for money for their work without selling objects. This soon also has to be done without the help of the old media structures that seemed to have owned the crowds in the past. Printed media and television are rapidly losing power.
Until recently most visual art students were trained by the ancient conventions of the art world. Selling art (and the art world speculating their value) and getting grants. With the declining value of objects many visual artists have become more and more dependent on funding. For many of us success has often meant being able to build a project and to get funding for it – being recognized by experts and not so much reaching crowds.
Most funding though comes from public sources. Often expensive projects – paid by us all – do not find a connection to a wide audience or are simply not available because there is no economical necessity for the artist to do so. After finishing one project, we start applying for funds for the next. It is of course a good thing that many art forms survived this way, but should we really continue training new generations to adapt into this vicious circle? Why is the public not more involved in the art process from an economical point of view? Shouldn’t they be given the opportunity to co-create art by paying for what they see and experience instead of art funds making choices for them? Crowd funding campaigns in recent history have shown that there are audiences out there that are willing to co-operate with artists and pay for the experience. Maybe it’s time we leave behind the idea – dating from the sixties – that art should not be commercial. The snobbish thought that the public at large have no taste is completely outdated.
When it comes to fine art education, economics in visual art has to be re-invented. Curriculum writers for future study programs on arts have to make fundamental choices. How can we rediscover the accessibility to both the audiences and economics? Elaborating with the existing economical structures (galleries, print media and public/private funding) will not by in large create a financially stable professional practice for today’s needs. Professionals in visual arts will have to be (co-)creating new paid media structures based on use and not on ownership. Together with our art students we should therefore train ourselves in the economics of experience and dialogue. We will have to learn to take our audiences and surroundings more seriously. More so than we ever did before.
Leo Erken is lecturer at AKV|St. Joost in Breda, the Netherlands.
Picture: the bookshelf in Leo’s home.
Thanks to Kiran Rana.
Team Play – On art education – episode two
0Leo Erken, December 31, 2015.
Sitting in a bar in the late nineties with colleagues who work in the creative industry I occasionally caught myself making little white lies about my financial situation. My gut feeling told me that it would be wise to position myself on the winning side. That’s how our world was divided at the time: winners and losers and you better place yourself in the first category. The nineties were not the most gracious time frame I experienced – many things changed back then. One thing that happened is that my generation lost its financially comfortable standard of living. The digital revolution brought many new possibilities but what came with it: the decline of the printing press, took the lucrative positions of many away. It is fair to say that in the period that followed most of us got the opportunity to experience how it feels to be a loser for a while.
The surprising thing that occurred in my artistic surroundings was that all of a sudden we found ourselves in an atmosphere of openness and solidarity. We became more humble and started budgeting by sharing our studio’s and equipment. We also shared knowledge and time. That gave us the opportunity to learn and connect to the new media realities. We realised we needed each other but also that we could learn from youngsters. While we were struggling, the next generation developed complete different attitudes and demands towards information and communication. Sharing their lives with strangers from an early age seemed a perfectly normal thing to do. Revolutionary developments like social media -even though they use it all day- seemed not particularly special for them. These days I see students in art taking their new media surroundings for granted and most of them do not show a particular interest to study it in depth. Many of them even prefer the values of the analog past and move to ancient technology. Like it’s something they have to protect. It’s a real strange sensation to discover that we lecturers in art, have to be aware of the conservatism of our students. We have to push many of them into the new world by force – it seems. My generation – born in the sixties – knows what we left behind; the newspapers, the magazines, the powerful television networks, all lost it’s power or even disappeared. That world will not return – it’s online equivalents are no more than a shadow of what once was.
We saw the revolutions happening but more than us it will be the next generations that has to deal with the consequences. They have to make sure what will come is theirs. New media structures are being developed as we speak, all kinds of attempts are popping up. These are not inventions by individuals but created by crowds. It’s the complex co-operation between developers and users that decides what will grow or what will pass. If you want to work in the creative world you’ve got to be on that train. The world of communication changes rapidly and demands that we stay alert on all kinds of levels. It makes development in the 21th century teamwork by definition. Todays art students not only have to develop their personal skills and competences but also have to define their specific role inside creative team processes. In a strong team very different competences are working together: thinkers, workers, observers, creators, organisers, et cetera. They are complementary and get the best out of each other because of the common goal and their different characters and backgrounds will only make them stronger. Teamwork is growing in art education but students could do much more then organizing group exhibitions, their collaborations should go deeper to cope to what is happening in the world around them. Lecturers like myself have to collaborate with our students in different ways than we used to do. We realise that we can no longer trust our own individual careers as a guideline. We bring knowledge and experience but we learn as much from our students as they learn from us. We also know that our students have to move on further and faster than we did. So we put some pressure on them. The ambitions we have for our students are huge and we ask them to take risks and make mistakes. ‘When you don’t make mistakes – you will not learn’, we say. We want them to be tough because they will play key roles in designing future communication paths. We want them to step wide over us.
But as previously said; for real progress we need high standard collaborations but in art education team work does not come automatically. Many students see their study as a competition. Our old structures even promote that way of thinking. Of course in education individual development is central – our students should gain knowledge and skills – but does that mean they have to be taught to compete with each other on every level? The individual awards and competitions our institutions offer them make them compete – instead of complementing each other. They make the creative process a lonely business where it should be a party. By giving individual prizes we are creating individual winners – so also individual losers. It does not help to build the artistic teams we need so desperately. Talking to alumni who graduated a few years ago I discovered lots of artistic loneliness, they miss their fellow students, they miss the reflection, they miss belonging to a common cause. We should leave our out dated rule that every artist should work as a individual author and start sharing more during the creative process. Collaboration deserves a far bigger role in applied art education. Art teams are necessary for achieving the media reform that is so crucial right now. Let’s celebrate the fact that we need each other to grow.
Leo Erken is a film maker, photographer and lecturer at AKV|St. Joost in Breda, the Netherlands.
Picture: installation by Song Dong, Groninger Museum 2015.
Thanks to Mohinder Perihar.
Let us stop smothering the new generation with our nostalgia. – On art education – episode one.
0Leo Erken, December 9, 2015
A photographer friend who has a romantic heart told me about the day she and her friends spent during the Amsterdam Sail event this year. While drinking cold white wine in a little boat they felt like they were in paradise when they were zigzagging among hundreds of the worlds most beautiful sailing ships. It made them feel great to be in the middle of a proud world. Of course she realised that this world is something that belongs to the past and that it exists only during festivals.
She did not realize immediately that she was in a similar situation when she visited Paris Photo a few months later. She did acknowledge that there was no economic reason for her to be there. ‘I was there to feel good with people who are in the same business as me’, she said referring to other visitors she met there. But she admitted that from a content and economical point of view, the festival was not connecting to her work at all. What she saw exhibited were expensive art objects made with photographic technology targeting investors and rich collectors. Her own work had a human documentary intention, made for a wide media audience. She saw little of that at Paris Photo. Most of the documentary work shown was made years ago during photography’s glorious past.
Like my friend many of today’s photographers, graphic designers, writers and film makers are having a real hard time to survive. The reasons for that are simple: printed media is rapidly disappearing and television has lost it’s power. The internet is to blame, many say.
Those who switched to the world of online media had to make profound changes in their profession and approach. Photographers became film makers and interactive publishers. Writers became bloggers and graphic designers started building websites. They all had the re-educate themselves and started co-operating with programmers.
Many visual professionals were stubborn and moved inwards into their own artistic communities. Photographers convulsively clung to photo books and graphic designers became obsessed with the production of high-end but cryptically, complicated, extensive in it form -but very limited in edition- printed publications. Many film makers seemed to be working exclusively for film festivals where they would see each others films. As if they all were desperately trying to preserve their worlds. Although some had success inside their communities. Many of them (even the most successful) needed a job to make a living. A position they often found in art education. The question arose: does a nostalgic approach of our professions serve our students who will work in a completely different media reality? Do we need to hold on strongly to terms like ‘photography’ or ‘graphic design’ when we know that technical revolutions minimized it’s role in our society?
Years ago art schools had departments like ‘sculpture’, ‘painting’ and ‘graphics’. The disciplines still exists more or less but their importance has been enormously reduced so we all accepted that they merged into ‘fine arts departments’. The enormous boom of new technology and the opportunities coming out of that made separation of those media ridiculous. But in the world of applied arts at many art academies segregation of disciplines in art education is still alive. We still have departments as ‘photography’, and ‘graphic design’, based on old media realities that are no longer ruling.
Students at art schools are therefore taught technology of the past only because their teachers were raised that way. It’s hard to believe that very little art students of photography or graphic design at a Dutch art school learn to read and write in code. Code is the most important language of the digital age. Most art school teachers are illiterate when it comes to code, so they think they can ignore it. I really think we are making a huge mistake here. Sure, code is difficult to learn, but if we can learn English, Spanish and Chinese, we can learn code. Without code, art students are far behind their peers who study programming. At the end: programming students learn next to nothing about art. What is the result? Code wins but lacks a visual component. Art hardly plays a role in new media developments. None of the large communication protocols -everything we consider new media today- has been designed by art based designers. It is all done by purely technical educated people. Art is at most illustrating it. When we compare this time frame with the period of Bauhaus, when art and technology were strengthening each other and empowered new developments, today’s art applied education puts itself on a ridiculous sidetrack.
In the new media reality it’s also strange that we separate designers from image makers. There are no borders between still images and moving images any more. Photography on a screen is not a fixed thing it can contain sound and it’s only a matter of time when new digital senses like smell, taste and touching will be introduced.
The internet is -still after all these years- a text driven world. Our ex art students -many of whom are unemployed today- could play a far more fundamental role in the development of the image culture in the centre where it all happens: code protocols. Art and programming students should not only learn to work together more but have fundamental knowledge of each others fields. Art based professionals should not be unemployed: they are needed in society. The best art students are the dreamers, the hyper active, the misfits, the crazy ones who painted graffiti on impossible places that drew attention in high school. They are the ones who were not afraid to speak out and raised questions when nobody else did.
In the last few years there has been a large decline of signups at art schools. Less and less talented youngsters turned up. They want to be in the centre of the developments and that’s not art school. Although they are probably not familiar with the term itself – a new generation can smell that todays art education is no longer avant garde.
We have to listen to their needs and at the same time make clear that art has to be part of progress and a new generation needs art education to develop the new routes. Art education is all about making connections. A process based on study of what happened in the past combined with what could happen in the future. Our students have to study history of society, art, film, (popular) music, literature, technology, philosophy and much, much more. And in the meantime they have to implement it all into their personal creative working process and artistic developments. We as teachers may be no longer able to show a new generation a fixt career path, our experiences still play an important role in the transition to a new media order but we do need to communicate deeper with the new generation in stead of patronizing them. The days of hierarchical teacher-pupil relationships are over for good.
The media world today is far more complex then it used to be. We have to co-operate with different disciplines more than we ever did before. More disciplines will merge. Creative professionals will have to work in multi-disciplined teams to make progress. The era of one man bands is over.
Education in applied arts has to embrace teamwork. It’s therefore really important that we realise that not all students will become autonomous ‘artists’. We have to give students the possibility to define their own specific roles in co-operations. The question ‘what will be my contribution?’ has to be central in the education process, both for students and teachers. The question: ‘for who are we working’, is equally important.
A new media order is impossible to predict. But let us embrace different worlds and (technical) languages. Experience, technology and have fresh crazy ideas lined up.
Conservatism is our biggest enemy.
And please: let us stop smothering the new generation with our nostalgia. They will create their own one day.
Leo Erken December 2015
Thanks to Pawel Pokutycki and Mohinder Perihar
Picture of installation by Ola Lanko in Foam photo museum Amsterdam
There is no such thing as a reliable anonymous image.
0Thoughts on WPP’s new rules.
This week the World Press Photo organization announced strict new rules on digital manipulation of images. They had reasons for that – last year they disqualified a great percentage of the submissions because of digital manipulation or staging. They also rewarded photography they later had to disqualify after all.
When you read the new guidelines carefully they might have enormous consequences for the freedom of expression. For example: will black and white news photography be accepted in the future? (Manipulation of colours is not permitted, most digital camera’s record colour, so according to these guidelines black and white images are manipulated.) The rules published this week are so thorough that many prizes given to outstanding photographers in the past will become suspicious. By doing so the organization is harming respectable photojournalists – and itself.
It’s not the technical side of manipulation that is the problem. Heavily manipulated images can be as truthful as can be, think about the work of the great Erwin Olaf (completely manipulated) or the outstanding historic photojournalist W. Eugene Smith whose pictures were also dark in daytime. His work was metaphorically and extremely subjective but the photographic world adored it. Still today, many years after his death, mister Eugene Smith’s reputation is convincingly without question. We trust him in his subjectivity. We trust his attempts to manipulate us. He has always been open about his intentions.
We, the public, can only rely on images when it’s authors are open about their intentions.
We, the people working in the media know that we do make mistakes and also that there are liars among us. We can only deal with that by sharing our intentions and choices in the open.
World Press Photo is a proud representation of our profession to the public. By choosing one symbolic icon every year it’s has an immense strong marketing tool in its hands. The contest process on the other hand is a mysterious event: every year a meeting of specialists from the media are choosing anonymously the winning pictures from hundreds of thousands of images from all over the world. It all goes in closed sessions from where the public is banned. No camera’s there.
Dear board of World Press Photo. Please don’t be foolish: do not question the form in which visual journalists express themselves. Question their intentions. One can not prevent lies by banning them. Investigate the origins of lies, not the technical outcome. Your strict rules on manipulation will not help preventing bad journalism. Instead you better open your doors and admit your contest jury’s are human. Stop rewarding anonymous pictures, there is no such thing as a reliable anonymous image. Reward truthful photographers. Think of the poor Soviet Party Chairman Michail Gorbachev when he just came to power. He tried to fight alcoholism with a ban on alcohol. We know what happened.
Leo Erken, 28 November 2015.
Note: WWP managing director Lars Boering responded on Twitter that grayscale is permitted according to their new rules (read section 11).
YADI – a film documentary in progress
0By Leo Erken, April 2016
My friend Yadivindra Singh Saroya passed away on October 6, 2015, at the age of 49. He was the son of Sikh immigrants who moved to the United Kingdom from the Punjab. He was only six years old when his family moved to Hounslow, London. I met him in 1987 when I was working on a photo series about the Sikh community in London. At the time Yadi was 21 and I was 23.
As a photographer, I documented his life intensively from thereon and we made all kinds of plans for joint films and photography projects but over the years we never quite managed to see those plans through. After Yadi’s passing, questions came to my mind: ‘Why didn’t we?’ And also: ‘Why was I his only white friend?’ With his family and other people that surrounded him, I started working on a film. In the same rooms as I was many years before, I started observing their lives with a camera again.
The main question I had 28 years ago is still alive: ‘What’s reality like when you live by the rules of an eastern religion in a western world?’ But straight away I got serious questions back about the meaning of the pictures I had taken in the past and about my safe position on the other side of the camera.
In this film, we will make observations both ways: about our lives with and without religion and try to find meaning in telling these personal histories. It will be a film about community and its relation to society as well as taking a look at life as an in- or outsider.
Great thanks to: Georgie Pope, Gulzar Hussein and Kayman Ali Kawa for the music in the (temporary) trailer above.
Ulitza – Photos by Leo Erken from Eastern Europe and the former Soviet Union 1987-2003
0You can find the website Ulitza here.
Feel free to use the ‘for free’ option and travel trough time.
Text from 2015:
Two years ago I published a photo book in co-operation with designer Svea Gustavs. The book Улица-Street-Straße had three languages; Russian, German and English and showed the situation in the countries of Eastern Europe and the former Soviet Union in the years 1987 to 2003. I’ve spend years traveling and creating photo stories in the Eastern Europe. The book was successful and we gained a lot of experience through the self-publishing process. I would like to take you along for a minute in this new learning experience.
The first 200 books I’ve sold to my friends. Than a few bookkeepers in the Netherlands and Germany who ordered books but distribution via bookshops was time consuming and really expensive. Most books were actually sold via my own web shop. They went all over the world. Sending books by post was sometimes problematic and due to the high postage prices scared some customers off in far away places. But at the end of all of this we were happy as most of the 1400 books we printed have been sold now. So we’re ready to take the next decision: are we going to re-print? The answer was: no. Although artistically successful it would not be profitable.
In the meantime thousands of internet users from Russia, Eastern Europe, Ukraine and other places came visiting my portfolio website. Russian and Ukrainian friends had been sharing pages out of my book via social media and independent Russian bloggers had been writing about it. So there is a potential bigger audience out there but how to serve them?
We created a new media concept: the one-book-library. The complete book (and extras) to be visited online for a small fee. So why not an eBook? Photography deserves a good presentation. eBooks and images do not seem to match. The online presentation we used is beautiful and functions on different devices: computer, smart phone, iPad et cetera.
We keep the price symbolic: 1 euro for a half year access. Membership to the library expires automatically after that period unless the user actively decides to prolong it.
It’s an experiment; we have to see if it will work. But maybe we are developing a new media model that could be useful for other kinds of image stories. So I’m asking if you would be willing to spend one euro and more importantly share your experiences whether it is good or bad on social media or any where else. A concept like this can only work if many people become aware of it, believe in it and support it.
Leo Erken June 2015.
Два года назад в сотрудничестве с дизайнером Свеа Густавс я выпустил фотокнигу «Улица-Street-Straße». Эта книга вышла на трех языках: русском, немецком и английском. Она рассказывает о событиях, произошедших в странах Восточной Европы и в бывшем Советском Союзе с 1987 по 2003 гг. Я провел годы, путешествуя и создавая фотоистории в этих странах. Книга оказалась успешной, и я приобрел большой издательский опыт в процессе ее создания. Мне бы хотелось поделиться с вами этим новым опытом.
Первые 200 книг приобрели мои друзья. Затем были заказы от владельцев книжных магазинов в Нидерландах и Германии. Но реализация книг через магазины занимала много времени и существенно повышала стоимость книги. В итоге, большинство книг были проданы через мой интернет-магазин. Они разошлись по всему миру. Посылать книги почтой часто бывало несколько проблематично, и многих потенциальных покупателей из отдаленных мест пугали высокие почтовые расходы. Но, в конце концов, мы очень счастливы, так как большая часть из отпечатанных 1400 экземпляров книги на сегодняшний день уже распродана. И мы готовы к следующему шагу. Перед нами встал вопрос: Переиздавать? Ответ: Нет. Хотя с художественной точки зрения книга была успешна, но ее переиздание не будет рентабельно.
Тем временем тысячи интернет пользователей из России, Восточной Европы, Украины и других стран посещали мой сайт. Российские и украинские друзья обменивались страницами из моей книги в социальных сетях, а независимые российские блогеры рассказывали о ней своим подписчикам. Итак, есть потенциально большая аудитория, но как охватить ее?
Мы создали новый медийную концепцию: библиотеку одной книги. Всю книгу целиком (с дополнениями) можно смотреть онлайн за небольшую плату. Но почему тогда не форме электронной книги? Фотография заслуживает хорошей презентации. Электронная книга и фотография плохо сочетаются.Форма онлайн-презентации, которую мы используем, красива и работает на различных устройствах: на копьютере, смартфоне, планшете и т.д.
Мы назначили символическую цену: 1 евро за полугодовой доступ. Подписка истекает автоматически по истечении 6 месяцев, если пользователь не решает ее продлить.
Итак, мой вопрос — готовы ли вы потратить 1 евро и, что еще более важно, поделиться вашими мыслями – хороша или плоха эта идея для использования ее в социальных медиа, соцсетях или где-либо еще. Такая концепция может сработать только, если многие люди узнают о ней, поверят в нее и поддержат.
Это экспериментальный проект. Мы будем очень благодарны за обратную связь. Цену в 1 евро мы пересмотрим первого сентября и, вероятно, изменим ее для новых подписчиков и для продления подписки.
С наилучшими пожеланиями,
Лео Эркен